Oek de Jong, romanschrijver en essayist, werd geboren in 1952 in Breda. De zoon van staatssecretaris Klaas de Jong bracht zijn jeugd door in Dokkum en Goes en studeerde kunstgeschiedenis in Amsterdam. Hij was redacteur bij De Revisoren doceerde aan de universiteiten van Leiden en Berlijn. In 1977 debuteerde De Jong met een verhalenbundel. Zijn doorbraak kwam twee jaar later met de roman Opwaaiende zomerjurken, waarvoor hij de F. Bordewijk-prijs kreeg, gevolgd door het even succesvolle Cirkel in het gras. In 1993 verscheen zijn novelle De inktvis. De verzameling essays Een man die in de toekomst springt, werd bekroond met de Busken Huetprijs.
Het werk van Oek de Jong werd in vele talen vertaald en kreeg ook in het buitenland lovende kritieken. In oktober 2002 verscheen de roman Hokwerda’s kind. De filmrechten zijn verkocht. Regisseur Boudewijn Koole, bekend van de films Kauwboy en Beyond Sleep, verklaarde dat hij geen andere Nederlandse schrijver kent die zo zintuigelijk schrijft als Oek de Jong.
De roman Pier en oceaan uit 2012 werd bekroond met drie grote prijzen en vertaald in negen talen. De Jong werkte ruim acht jaar aan deze roman en noemt het zelf zijn magnum opus. Een jaar later verscheen Wat alleen de roman kan zeggen. De Jong gaat in dit essay op zoek naar het unieke en het onvervangbare van de roman.
Recentelijk publiceerde Oek de Jong Het visioen aan de binnenbaai, dat beschouwd kan worden als het vervolg op Een man die in de toekomst springt. In deze bundel gaat hij op zoek naar de bronnen van zijn schrijverschap: verlangen naar nabijheid, drang tot intimiteit, de aantrekkingskracht van het duistere. Hij schrijft over dichters, denkers, schilders en schrijvers van toen en nu met wie hij zich verwant voelt.
Klik op deze link voor artikel van Daan Heerma van Voss over Oek de Jong